Dieren in Afrika begonnen zich vreemd te gedragen. Wetenschappers denken dat dit komt door… zout.

De Afrikaanse savannes en hun gigantische bewoners – olifanten, giraffen, neushoorns – zijn iconen van de wilde natuur. Het beeld van kuddes die grazen op eindeloze vlaktes toont een wereld in balans, vol ruimte en voedsel. Het blijkt echter dat onder het oppervlak van dit idyllische beeld een op het eerste gezicht onzichtbaar probleem schuilgaat. Iets wat niet zichtbaar is, maar wat van fundamenteel belang is voor het voortbestaan van de grootste landdieren. Dat probleem is gewoon zout, of beter gezegd: een tekort aan natrium in de planten waarmee ze zich voeden.

De cruciale rol van natrium

Onderzoekers van de Northern Arizona University besloten te onderzoeken of niet alleen de hoeveelheid voedsel, maar ook de kwaliteit ervan van belang is. Hun conclusies, gepubliceerd in Nature Ecology & Evolution, werpen een nieuw licht op de vraag waarom in sommige delen van het continent de populaties van planteneters die meer dan een ton wegen zo klein zijn, terwijl ze ogenschijnlijk niets tekortkomen. Ze ontdekten dat de beschikbaarheid van natrium in de vegetatie van Sub-Sahara Afrika wel duizend keer kan verschillen. Dat is geen klein verschil, maar een kloof die kan bepalen waar de grootste zoogdieren zullen overleven en waar ze zullen uitsterven.

Natrium is niet alleen een bestanddeel van keukenzout. In de dierenwereld speelt het een cruciale rol als elektrolyt. Het is absoluut noodzakelijk voor het doorgeven van zenuwimpulsen, het functioneren van spieren en het handhaven van de vochtbalans in het lichaam. Planteneters moeten hun natriumvoorraad elke dag aanvullen, omdat hun organisme het niet in grotere hoeveelheden kan opslaan. Het paradoxale is dat de planten die hun voedsel vormen, in principe geen natrium nodig hebben om te leven. Ze kunnen groeien en zich ontwikkelen met zeer kleine hoeveelheden. Dit leidt tot een situatie waarin het menu overvloedig is, maar een essentieel micronutriënt ontbreekt.

een laag natriumgehalte in planten heeft een negatief effect op Afrikaanse dieren

Dit wordt vooral gevoeld door de grootste dieren. Hoe groter het organisme, hoe meer natrium er nodig is om het juiste bloedvolume en de werking van het zenuwstelsel in stand te houden. Tegelijkertijd kan een organisme zoals een olifant of een neushoorn niet oneindig veel planten in een bepaald gebied eten om aan zijn enorme behoefte te voldoen. Als gevolg daarvan kunnen ze zelfs in gebieden die rijk zijn aan groene massa een tekort aan dit element hebben, wat hun vermogen om hun populatie te laten groeien beperkt.

Hoe hebben wetenschappers de beschikbaarheid van natrium in kaart gebracht?

Om deze theorie te bewijzen, maakte het team onder leiding van Andrew J. Abraham gebruik van geavanceerde onderzoekstechnieken. De teamleden combineerden het traditionele verzamelen van duizenden plantmonsters met analyses van dierlijke uitwerpselen en gegevens uit populatietellingen. De echte doorbraak kwam met het gebruik van machine learning-algoritmen, die op basis van de verzamelde gegevens gedetailleerde kaarten maakten die de geografische spreiding van het natriumgehalte in planten in heel Sub-Sahara Afrika weergeven.

De analyse van de uitwerpselen bleek een uiterst nauwkeurige indicator te zijn. Een laag natriumgehalte in de uitwerpselen van dieren correleerde met een laag gehalte van dit element in de planten die in een bepaalde regio groeiden. Dit bevestigde dat het dieet van dieren een getrouwe weerspiegeling is van de lokale omstandigheden en dat tekorten in het voedsel direct van invloed zijn op hun fysiologie. Dankzij deze kaarten konden wetenschappers voor het eerst “natriumwoestijnen” visualiseren, dat wil zeggen gebieden waar de vegetatie bijzonder arm is aan dit element.

Gevaarlijke tochten op zoek naar zout

Dieren wachten niet passief op gezondheidsproblemen. Ze hebben verschillende strategieën ontwikkeld om met tekorten om te gaan. Een daarvan is geofagie, oftewel het opzettelijk eten van grond die bijzonder rijk is aan mineralen. Een andere, meer spectaculaire strategie zijn lange en riskante tochten naar natuurlijke zoutlikstenen. Kuddes kunnen tientallen kilometers afleggen om deze plaatsen te bereiken. Deze tochten brengen grote gevaren met zich mee: een verhoogd risico op aanvallen door roofdieren en, steeds vaker, conflicten met mensen.

Menselijke activiteiten maken de situatie nog ingewikkelder. Kunstmatige zoutbronnen, zoals likstenen voor vee, waterputten of zout dat op winterwegen wordt gestrooid, werken als een krachtige magneet voor wilde dieren. In regio’s waar weinig natuurlijk natrium voorkomt, trekken ze kuddes aan die op zoek zijn naar dit levensnoodzakelijke element en daarbij de grenzen van boerderijen overschrijden, gewassen vernielen en drukke wegen betreden. Dit leidt onvermijdelijk tot een escalatie van conflicten tussen mens en natuur.

Nieuw onderzoek suggereert dat in veel gebieden in West-Afrika het lage natriumgehalte in planten het aantal grote planteneters kan beperken nog voordat andere factoren, zoals stroperij, een rol gaan spelen. Deze ontdekking heeft verstrekkende gevolgen, omdat grote zoogdieren de rol van ‘ecosysteemingenieurs’ vervullen. Door hun eetgewoonten, zoals het omverwerpen van bomen, het platlopen van paden en het verspreiden van zaden, vormen ze het landschap en creëren ze leefomstandigheden voor vele andere soorten.

Herbivoren in Afrika moeten op zoek gaan naar planten die natrium bevatten

Het verdwijnen van deze reuzen heeft een domino-effect. De structuur en samenstelling van de vegetatie verandert, wat van invloed is op de beschikbaarheid van voedsel en water voor kleinere dieren. Kaarten met de beschikbaarheid van natrium kunnen daarom een onschatbaar hulpmiddel zijn voor planners. Ze helpen bij het voorspellen van de migratieroutes van olifanten of neushoorns en geven aan waar nieuwe hekken of wegen hen onverwacht kunnen afsnijden van belangrijke hulpbronnen. In regio’s met een laag natriumgehalte kunnen beschermde gebieden bredere bufferzones nodig hebben, zodat dieren de kans krijgen om tekorten aan te vullen.

Praktische toepassingen en toekomstige uitdagingen

Het monitoren van het mineraalgehalte in de uitwerpselen van wilde dieren kan dienen als een vroegtijdig waarschuwingssysteem. Een daling van het natriumgehalte in de uitwerpselen kan wijzen op een verslechtering van de leefomstandigheden, lang voordat de populatie begint af te nemen. Dit is vooral belangrijk in het licht van de klimaatverandering, die de wind- en neerslagpatronen kan veranderen en daarmee van invloed kan zijn op de manier waarop zout wordt getransporteerd en in het milieu wordt afgezet.

De ontdekking van de “verborgen honger” van de Afrikaanse reuzen laat zien dat natuurbescherming niet alleen een strijd tegen stropers en het behoud van dierenhabitats is. Het is ook zorg voor de kwaliteit van het ecosysteem op het niveau van micronutriënten. Het besef dat het succes van de bescherming van olifanten of neushoorns kan afhangen van het natriumgehalte in acaciabladeren, opent een nieuw hoofdstuk in het beheer van de wilde natuur. Het is een perspectief dat, hoewel complex, ons nieuwe, concrete instrumenten geeft om actie te ondernemen.